Sine ira et studio

H3 (8) – PLINIUS Panegyricus, 94 (1-3)> PAN, 94, (p.50, rr. 1 - 8); A. Jupiter, wij smeken u om het welzijn van Trajanus (1)

1 In fine^120 orationis praesides custodesque imperii divos^121 ego consul^122 pro rebus humanis, ac te praecipue, Capitoline Iuppiter^123, precor, ut beneficiis tuis faveas, tantisque muneribus addas perpetuitatem^124. Audisti ^ea, quae malo principi precabamur; 5 exaudi ^ea, quae pro dissimillimo^125 optamus. Non te distringimus votis; non enim pacem, non concordiam, non securitatem, non opes oramus, non honores^126: simplex cunctaque ista complexum omnium votum est, salus principis^127.

Aan het eind van mijn redevoering smeek ik, als consul, voor/ten behoeve van de menselijke zaken/ter wille van de mensheid, de goden, (als) beschermers en bewakers van het rijk, en vooral u, Jupiter Capitolinus, om met uw weldaden (ons) welgezind te zijn/(ons) te begunstigen, en aan uw zo grote gaven bestendigheid toe te voegen. U hebt gehoord (dat) wat wij een slechte keizer toewensten; verhoor (dat) wat wij wensen voor een zeer/totaal verschillende keizer. Wij overstelpen u niet met wensen; want wij vragen niet dringend om vrede, niet om eendracht, niet om veiligheid, niet om rijkdom, niet om (ere)ambten: de wens van allen is eenvoudig en al die dingen/dat alles omvattend: het behoud/welzijn van de keizer.