H14 (2) – PLINIUS Epistulae 3.21 (1-4) > EP. 3.21 (p.190, rr. 9 – 12); A. De dichter Martialis is dood (3)
Quaeris968,
10 qui sint969 versiculi, quibus gratiam rettuli970? Remitterem971 te ad
ipsum volumen, nisi quosdam versiculos tenerem972; tu, si placuerint973 hi,
ceteros in libro requires974.
|
Jij vraagt, welke verzen het zijn waarvoor ik dank heb betuigd? Ik zou jou kunnen verwijzen naar het boek zelf, als ik me niet enkele verzen herinnerde; jij zult, als deze in de smaak (zullen) zijn gevallen, de overige/andere in het boek opzoeken.
|
H14 (2) – PLINIUS Epistulae 3.21 (5-6) > EP. 3.21 (p.192, rr. 1 – 12); B. Afscheid van een dichter (1)
|
1 Adloquitur975 Musam, mandat, ut domum meam Esquiliis
quaerat, adeat976 reverenter977:
Sed978 ne tempore non tuo disertam
pulses ebria ianuam videto:
5 totos dat tetricae dies Minervae,
dum centum studet auribus virorum
hoc quod saecula posterique possint
Arpinis quoque comparare chartis.
Seras tutior ibis ad lucernas:
10 haec hora est tua, cum furit Lyaeus,
cum regnat rosa, cum madent capilli:
tunc me vel rigidi legant Catones.
|
Hij richt zich tot de Muze, draagt (haar) op, om mijn huis op de Esquilijn te zoeken, (en) met respect daarnaar toe te gaan:
Maar pas op dat je niet op een verkeerd moment
dronken beukt op de welsprekende deur:
hij besteedt gehele dagen aan de ernstige Minerva,
terwijl hij zich wijdt aan dat voor de oren van de honderdmannen,
wat de eeuwen/generaties en het nageslacht kunnen vergelijken
ook met Cicero’s geschriften.
Je zult veiliger gaan later op de avond:
dat is jouw uur, wanneer Lyaeus uitgelaten is,
wanneer de roos/krans heerst, wanneer de haren vochtig zijn:
laat dan zelfs strenge mannen als Cato/Cato’s mij lezen!
|
H14 (2) – PLINIUS Epistulae 3.21 (5-6) > EP. 3.21 (p.192, rr. 13 – 18); B. Afscheid van een dichter (2)
|
Meritone979 eum, qui haec980 de me scripsit, et tunc dimisi amicissime
et nunc ut amicissimum defunctum esse doleo?981 Dedit enim
15 mihi, quantum maximum potuit, daturus amplius, si potuisset982.
Tametsi, quid homini potest dari maius quam gloria et laus
et aeternitas983? At non erunt984 aeterna, quae scripsit985; non erunt
fortasse, ille tamen scripsit986, tamquam essent futura. Vale.
|
Is het terecht dat ik hem die deze dingen over mij heeft geschreven, en toen/indertijd op zeer vriendelijke wijze heb laten gaan/mijn schuld betaald, en nu treur dat hij als een zeer goede vriend is gestorven? Want hij heeft mij het beste wat hij kon, gegeven, van plan om meer te geven, als hij gekund had. Trouwens, wat groters/belangrijkers kan aan een mens gegeven worden dan roem en lof/eer en onvergankelijkheid? Maar niet zullen eeuwig zijn de dingen/verzen, die hij heeft geschreven; zij zullen dat misschien (wel) niet zijn, toch heeft hij ze geschreven, alsof zij eeuwig zouden zijn. Gegroet.
|
Do'stlaringiz bilan baham: |