De AcI en de NcI
Bij het vertellen van verhalen, bij het weergeven van iemands woorden (indirecte rede dus) zie je vaak de grammaticale constructies AcI (accusativus cum infinitivo) en NcI (nominativus cum infinitivo). Het is belangrijk kennis te nemen van de meest basale zaken die in beide constructies spelen. Voorbeelden zijn uit Liviuspensa, maar kunnen zo op Cicero en Seneca toegepast worden. Ook die geven vaak iemands woorden weer, zonder ze letterlijk te citeren.
In combinatie met deze constructies ga je heel vaak te maken krijgen met:
1. de subjectsaccusativus en de objectsaccusativus: vormen van het persoonlijk voornaamwoord is/ea/id (eigenlijk het verwijzend voornaamwoord, dat wordt gebruikt als persoonlijk voornaamwoord!), het aanwijzend voornaamwoord (pronomen demonstrativum) hic, ille, iste en van het wederkerend voornaamwoord (pronomen reflexivum) die als onderwerp dan wel lijdend voorwerp bij de INF gebruikt worden. Laten we aanhouden dat wederkerende voornaamwoorden de voornaamwoorden zijn die met een s- beginnen. Voorbeelden zijn se, sibi, suus (en vormen daarvan). Ze verwijzen naar het onderwerp van de zin (hoofdzin of bijzin) waarin ze voorkomen.
2. de tijdsverhoudingen t.o.v. de persoonsvorm als gevolg van de verschillende tijden van de INF:
de INF PR geeft gelijktijdigheid aan
de INF PF geeft voortijdigheid
de INF FUT geeft natijdigheid aan
3. het uit de tekst weglaten van persoonsvormen als dicit/ait/inquit waardoor de AcI in de lucht lijkt te hangen
het uit de tekst weglaten van esse in het INF-gedeelte van de AcI
doorlopende AcI’s: na een hoofdwerkwoord volgen meerdere AcI’s, waarbij de “logische” onderdelen niet elke keer herhaald worden en voor ons gevoel dus weg gelaten worden
4. een CON in een BZ die we CON obliquus noemen. Als binnen een AcI een BZ voorkomt staat de persoonsvorm in die BZ automatisch in de CON
Voorbeelden:
Rex dicit se servos necaturum esse: de koning zegt dat hij de slaven zal doden (hij is de koning zelf)
Rex dicit eum servos necaturum esse: de koning zegt dat hij de slaven zal doden (hij is een andere persoon dan de koning)
Rex dixit se servos necaturum esse, illos non superaturos [esse]: de koning zei dat hij (zelf dus) de slaven zou doden, dat zij (de slaven) het niet zouden overleven
Famuli irati sunt: se non adiuturos [esse] Romulum: de dienaren zijn boos: (in hun boosheid zeggen ze) dat ze (die dienaren dus: se is hier PL!) Romulus niet zullen helpen
Accepisse id augurium laeta dicitur Tanaquil: van Tanaquil wordt gezegd dat zij het voorteken blij aanvaard heeft
Tanaquil se laetam accipere id augurium pollicetur: Tanaquil belooft dat zij (Tanaquil: se is hier F) dat voorteken blij aanvaardt
Fertur omnes populos vicisse: van hem wordt gezegd dat hij alle volkeren overwonnen heeft
Rex dicit se servos, quia facinus commiserint, necaturum esse: de koning zegt dat hij de slaven, omdat ze een misdaad gepleegd hebben, zal doden
Meer voorbeelden kun je bij superlatijn.nl vinden (downloads/word)
Do'stlaringiz bilan baham: |