Gegenstand der Phraseologie

9. Eigennamen 43
9.1. Onomastik 44
9.2. Klassifizierung von Eigennamen 45
9.3. Ursprung und Bedeutung von Eigennamen 46
9.3.1. Personennamen 46
9.3.2. Ortsnamen 47
9.4. Lexikographie von Eigennamen 48
II. Praktischer Teil 50
1. Methode der Arbeit 50
2. Eigennamen als Komponenten der Phraseologismen 50
3. Konfrontative (kontrastive) Phraseologie 52
3.1. Volläquivalenz 53
3.2. Teiläquivalenz 53
3.3. Rein semantische Äquivalenz 53
3.4. Nulläquivalenz 53
4. Deonymisierung der Eigennamen 54
5. Gesammelte Phraseologismen 56
5.1. Personennamen 56
5.1.1. Vornamen 56
5.1.1.1. Volkstümliche Namen 56
5.1.1.1.1. Volläquivalenz 56
5.1.1.1.2. Teiläquivalenz 56
5.1.1.1.3. Rein semantische Äquivalenz 58
5.1.1.1.4. Nulläquivalenz 62
5.1.1.2. Biblische Namen 65
5.1.1.2.1. Volläquivalenz 65
5.1.1.2.2. Teiläquivalenz 69
5.1.1.2.3. Rein semantische Äquivalenz 72
5.1.1.2.4. Nulläquivalenz 74
5.1.1.3. Antike Namen 75
5.1.1.3.1. Volläquivalenz 75
5.1.1.3.2. Teiläquivalenz 81
5.1.1.3.3. Rein semantische Äquivalenz 81
5.1.1.3.4. Nulläquivalenz 82
5.1.1.4. Restliche Namen 83
5.1.1.4.1. Volläquivalenz 83
5.1.1.4.2. Teiläquivalenz 84
5.1.1.4.3. Rein semantische Äquivalenz 86
5.1.1.4.4. Nulläquivalenz 86
5.1.2. Familiennamen 89
5.1.2.1. Volläquivalenz 89
5.1.2.2. Teiläquivalenz 90
5.1.2.3. Rein semantische Äquivalenz 90
5.1.2.4. Nulläquivalenz 92
5.2. Länder- und Völkernamen 93
5.2.1. Adjektivische Derivate 93
5.2.1.1. Volläquivalenz 93
5.2.1.2. Teiläquivalenz 95
5.2.1.3. Nulläquivalenz 97
5.2.2. Substantivische Formen 99
5.2.2.1. Volläquivalenz 99
5.2.2.2. Teiläquivalenz 99
5.2.2.3. Rein semantische Äquivalenz 101
5.2.2.4. Nulläquivalenz 102
5.3. Ortsnamen 103
5.3.1. Volläquivalenz 103
5.3.2. Teiläquivalenz 105
5.3.3. Rein semantische Äquivalenz 106
5.3.4. Nulläquivalenz 108
5.4. Flussnamen 109
5.4.1. Volläquivalenz 109
5.4.2. Teiläquivalenz 109