Sine ira et studio

Op Palyus’ neus*
Je haviksneus die lang en groot is
lijkt op je penis als die bloot is,
zodat je door de een te knuffelen
hem met de ander kunt besnuffelen.

Tand om tand* Laecania’s gebit is mooi en helder wit, maar o wat bittere smart: van Thaïs is het zwart. Toch is het laatste puur en een en al natuur, en ’t eerste is wél wit, maar ’t blijft een kunstgebit!	Candidus’ bezit* De dingen die je hebt, heb je alleen, en, Candidus, hier zijn ze één voor één: je huizen in het veld heb je alleen, je kluizen vol met geld heb je alleen, je goud en porselein heb je alleen, je oude flessen wijn heb je alleen, je geniaal talent heb je alleen, je hart dat niemand kent heb je alleen. Al wat ik hier vermeld heb je alleen, maar niet je vrouw, want die heeft iedereen.
Doodgewoon* Diaulus die nu stoer en sterk als lijkbezorger functioneert doet nog precies hetzelfde werk dat hij als dokter heeft geleerd.	Aan collega Pontilianus* Je vraagt me bijna ieder uur waarom ik jou nooit verzen stuur. Wel, ik ben als de dood zo bang dat ik er ook van jou ontvang!	Demonstratief* Als je ergens in de stad applaus hoort in een bad, applaus dat algemeen is, dan geldt dat Maro’s penis!
Gewicht in de schaal* Steeds als Marulla op haar hand een stijve penis heeft gewogen, dan geeft ze exact en met verstand de zwaarte aan van zijn vermogen. En als na afloop van ’t gevecht de penis slap is als een touw, dan weegt Marulla weer en zegt: “Kijk, zoveel is hij lichter nou!” Wat heeft Marulla zo gekregen? Een uiterst goede hand van wegen!	Doffe ellende* De eunuch Dindymus en een grijsaard die vielen samen Aeglè lastig, maar ’t wulpse meisje bleef op bed passief en koud en onstandvastig. Want de een was zwak, de ander oud, zodat ze beiden niets presteerden met als gevolg dat al hun geilheid in machteloos gezwoeg verkeerde. Toen bad zij voor die arme stumpers en ook tot eigener intentie: “O Venus, maak de een weer jong en geef de ander weer potentie!”