De qu- woorden: wat een ***-woorden ook altijd!
De Latijnse woordjes die beginnen met qu- worden lastig gevonden. Daarom worden ze vaak opgezocht in het woordenboek. Onterecht. Zoals het aanleren van een basisvocabulaire je bij ‘gewone’ woorden helpt, zo werkt dat ook bij de qu- woordjes. Je verstand gebruiken en het woordenboek zo weinig mogelijk.
Precies zoals bij alle andere voornaamwoorden (PRON) is het verschil tussen “zelfstandig gebruikt” en “bijvoeglijk gebruikt” heel belangrijk. Een voorbeeld geven is misschien het handigst. Neem bijvoorbeeld het woordje qui. Als dat een vragend voornaamwoord is (in een directe vraag) zul je een vraagteken zien staan. qui adest? Wie is daar? qui functioneert geheel zelfstandig als onderwerp van adest en is dus zelfstandig gebruikt. Maar bij qui vir adest? Welke man is daar? is qui bijvoeglijk gebruikt bij het zelfstandig naamwoord vir. Als een soort bijvoeglijk naamwoord. Nogmaals, alle andere voornaamwoorden kunnen zelfstandig én bijvoeglijk gebruikt worden. Maar denk ook aan bijvoeglijke naamwoorden, participia en gerundiva.
De vuistregel is: bepalen ze een zelfstandig naamwoord/eigennaam dan zijn ze bijvoeglijk; bepalen ze geen zelfstandig naamwoord/eigennaam dan zijn ze zelfstandig.
Welke voornaamwoorden beginnen nou met die vermaledijde qu- ? De bekendste zijn het betrekkelijk voornaamwoord en het vragend voornaamwoord: die worden ook hetzelfde verbogen!). Soms begint ook een onbepaald voornaamwoord met qu-. Denk aan quidam (gen. cuiusdam) iemand/ een of ander of quisquam (gen. cuiusquam) iemand. Quisque (gen. cuiusque) ieder vormt daar een aparte categorie van. Onder de relativa vallen woorden als quisquis (abl. quoquo) alwie en quicumque (gen. cuiuscumque) wie ook maar.
We hebben ook nog PRON correlativa in de aanbieding. Dat zijn steeds duo’s van woorden die beginnen met een t- en met qu-. We kennen tantus … quantus, tot … quot, talis … qualis, totiens … quotiens. Het woord met qu- kan vragend zijn. Quantus? Hoe groot? tantus zo groot > tantus … quantus zo groot … als. Quot? Hoeveel? tot zoveel. tot … quot zo veel … als. Qualis? Hoedanig? talis zodanig talis … qualis zodanig … als.
Los spul: Qua(?) waarlangs(?) Quo(?) Waarheen(?) Quam(?) Hoe(?) Quamdiu(?) Hoe lang(?) Quare(?) Waarom(?). De haakjes omdat er ook sprake kan zijn van afhankelijke vraagzinnen.
Stel nu, je komt qui tegen (in een tekst, niet op straat). Wel, qui is ofwel
1) betrekkelijk voornaamwoord/PRON relativum (met een antecedent er vlak voor; antecedent en relativum vaak van elkaar gescheiden door een komma), ofwel
2) relatieve aansluiting (zelfde idee, maar dan met het antecedent in de vorige zin: lees sed/et + verwijzend voornaamwoord is, ea, id) ofwel
3) betrekkelijk voornaamwoord “met ingesloten antecedent”. Het antecedent (degene) is opgenomen in het betrekkelijk voornaamwoord.
4) vragend voornaamwoord/PRON interrogativum (in een directe vraag > mét vraagteken, in een indirecte vraag > zonder vraagteken), zelfstandig of bijvoeglijk gebruikt.
5) onbepaald voornaamwoord/PRON indefinitum (alleen bijvoeglijk gebruikt)
Voorbeelden:
1 (4) Rogo, qui vir ibi sit. (ik vraag welke man daar is. qui is vragend voornaamwoord, bijvoeglijk gebruikt, in indirecte vraag > geen vraagteken)
2 (4) Rogo, qui ibi esset. (ik vraag wie daar was. qui is vragend voornaamwoord, zelfstandig gebruikt, in indirecte vraag > geen vraagteken)
3 (4) Qui ibi est? (Wie is daar? qui is vragend voornaamwoord, zelfstandig gebruikt, in directe vraag > vraagteken)
4 (4) Qui vir ibi est? (Welke man is daar? qui is vragend voornaamwoord, bijvoeglijk gebruikt, in directe vraag > vraagteken)
5 (2) Virum video. Qui hic adest. (Ik zie een man. (En/maar) hij/deze is hier aanwezig. qui is betrekkelijk voornaamwoord, zelfstandig gebruikt, relatieve aansluiting)
6 (2) Eum video. Qui vir hic adest. (Ik zie hem. (En/maar) deze man is hier aanwezig. qui is betrekkelijk voornaamwoord, bijvoeglijk gebruikt, relatieve aansluiting)
7 (1) Virum, qui hic adest, video. (De man, die hier aanwezig is, zie ik. qui is betrekkelijk voornaamwoord, zelfstandig gebruikt, onderwerp in betrekkelijke bijzin)
8 (5) Qui vir hic adest. (Een of andere man is hier aanwezig. qui is onbepaald voornaamwoord, bijvoeglijk gebruikt, natuurlijk geen vraagteken)
9 Si quis adest, eum video. (Als er iemand aanwezig is, zie ik die/hem. quis is na si (si, nisi, num en ne geen aliquis, maar quis) een onbepaald voornaamwoord, zelfstandig gebruikt)
10 (5) Si qui vir adest, eum video. (Als er een of andere man aanwezig is, zie ik die/hem. qui is na si (si, nisi, num en ne geen aliquis, maar quis) een onbepaald voornaamwoord, bijvoeglijk gebruikt)
11 (3) Qui talia scelera committit, severe puniendus erit. (Wie dergelijke misdaden begaat, zal streng gestraft moeten worden).
De meeste qu- woorden (relativa, indefinita, interrogativa) hebben ook nog een paar vormen die met c- beginnen: de GEN SG en de DAT SG. Denk aan cuius en cui.
Do'stlaringiz bilan baham: |