Sine ira et studio

H3 (5) – PLINIUS Panegyricus, 53 (1-4)> PAN, 52, (p.42, rr. 1 - 8); D. De grote verdienste van onze keizer is dat we kritiek mogen hebben op slechte keizers (1)

1 Omnia^82, patres conscripti, quae de aliis principibus^83 a me aut dicuntur aut dicta sunt, eo pertinent, ut ostendam, quam longa consuetudine corruptos depravatosque mores^84 principatus parens noster^85 reformet et corrigat. Alioqui nihil non parum 5 grate^86 sine comparatione laudatur^87. Praeterea hoc primum erga optimum imperatorem piorum civium^88 officium est^89, insequi dissimiles^90; neque enim satis amarit^91 bonos principes, qui malos satis non oderit^92.

Alles, heren senatoren, wat over andere keizers door mij of wordt gezegd of gezegd is, dient hiervoor, namelijk om aan te tonen, door een hoe lange gewoonte het karakter van het principaat is geschonden en bedorven, (het karakter) dat onze vader verbetert en herstelt. Overigens wordt niets zonder vergelijking (als men niet vergelijkt) zeer dankbaar/onder veel dank geprezen. Bovendien is dit de eerste plicht van trouwe burgers jegens de beste keizer om (totaal) verschillende (keizers) te bekritiseren; want hij zal/kan niet genoeg zijn liefde tonen voor goede keizers, die slechte keizers niet voldoende zal haten.